Gepubliceerd in De Morgen 8 mei 2013
Het kon eigenlijk niet stuk, Tommy Wieringa (1967) zou het
worden, zelfs al ging Oek de Jong er afgelopen zaterdag met de Gouden Boekenuil
vandoor voor zijn roman Pier en oceaan. 'Onze romans zijn in een oneigenlijke
wedstrijd beland, als twee paardjes in dezelfde baan,' aldus Wieringa, die
zaterdagavond - dat moet gezegd - alsnog gelauwerd achterbleef omdat zijn roman
de prijs van de lezersjury ontving.
Wie er maandagavond bij was in het chique Amstel Hotel in
Amsterdam, vol met in galakleding gestoken genodigden, voelde het al aan zijn
water. Het laudatio over Dit zijn de namen, dat werd voorgedragen nadat de
amuse met viooltjesblad was verorberd, loog er niet om. Die eindigde met zo'n
paukenslag vol lof dat niemand anders meer met het prijzengeld van 50.000 € de deur uit zou kunnen gaan. De
laudatio's die gaandeweg het diner voor de andere vijf genomineerde romans
werden voorgedragen, voor Dorst van Esther Gerritsen, De man zonder ziekte van
Arnon Grunberg, Pier en oceaan van Oek de Jong, het al eerder voor de AKO
Literatuurprijs genomineerde Dinsdag van het duo Elvis Peeters en Euforie van
Christiaan Weijts, waren stuk voor stuk bedeesder van toon. In dat van De Jong
werd nog wel een poging ondernomen om minstens zo enthousiast te klinken, en oké, op het moment suprême werd iedereen nog even op het
verkeerde been gezet. Juryvoorzitter Clairy Polak liet weten dat de prijs ging
naar de auteur 'die grossiert in schilderachtige beelden' en daar staat De
Jong's boek bol van. Wieringa's gezicht betrok even, maar toch kwam het niet
als een verrassing dat Wieringa de uitverkorene werd. Dat hij twee spannende
uren achter de rug had - hij noemde het de 'langdurigste executie die een mens
zich kan denken' - bleek uit het feit dat hij hoop had geput uit een soetra, die
dicteert dat je geen recht hebt op de vruchten van je werk. In zijn dankwoord
liet hij weten dat bij eerdere nominaties alle vergissingen in zijn nadeel
waren, en de vergissing nu in zijn voordeel uitviel.
Het was niet erg leuk geweest als hij had verloren, zo
merkte hij achteraf eerlijk op. Hij had beslist een minder leuke avond en zeker
een minder leuke nacht gehad. Van tevoren had de auteur beloofd dat hij met pak
en al in de Amstel zou springen wanneer hij zou winnen. Het pak bleef droog,
want ging uit, maar Wieringa dook inderdaad het water in. Wieringa: 'Drie weken
geleden lag er nog ijs op de Amstel, maar nu was het verrukkelijk. Een fijne
duik na al die emotionele gebeurtenissen.'
Wieringa werd voor het eerst echt opgemerkt met zijn derde
boek, Alles over Tristan (2002). Deze thrillerachtige roman gaat over een
biograaf die de onderste steen boven probeert te krijgen in het leven van een
dichter en daarmee zijn biografie onmogelijk maakt. De roman kreeg twee uiterst
lovende recensies, in het Financieele Dagblad en NRC Handelsblad, en belandde
op de longlist van de AKO Literatuurprijs.
Wieringa's doorbraak bij het grote publiek kwam met Joe
Speedboot (2005). Een 'jongensboek' over het verlangen te reizen met een
zelfgebouwd vliegtuig. Het boek bezingt de vriendschap van een stel jongens uit
de provincie die hun illusies zien verdampen. Het stond bij bijna alle grote
literaire prijzen op de shortlist en kreeg de F. Bordewijkprijs toegekend.
Ook Ceasarion (2009) oogstte alom lof. In deze Bildungsroman
rouwt een adolescente zoon om de dood van zijn aan kanker overleden moeder en
raakt hij bekneld door de talenten van zijn ontaarde ouders. In Frankrijk werd
Wieringa op basis van deze roman in het rijtje Sebald, Coetzee en Roth
geplaatst, in Amerika oordeelde Publishers Weekly dat Wieringa speelt met het
mes op tafel. Caesarion is inmiddels genomineerd voor de IMPAC Dublin Award
(bekendmaking 6 juni). Vorige maand werd Wieringa bovendien aangewezen om het
Boekenweekgeschenk 2014 te schrijven, een grote eer.
De hoofdpersonen van Wieringa zoeken ieder op hun eigen
manier naar totale onthechting. Zijn stijl reflecteert dat thema. Met de jaren
is die stijl compacter geworden, achter de woorden bevindt zich een grotere
wereld. Het Libris-juryrapport rept van 'stilistische bravoure'. Wieringa:
'Waarschijnlijk bedoelen ze daarmee dat je iets met zwier moet wagen. Dat een
metafoor die half in de bocht hangt, op het punt eruit te vliegen, toch nog in
zijn baan blijft. Ik ben erg blij met het juryrapport. Het zijn
lovende woorden, zonder terughoudendheid.'
Hoog in Wieringa's vaandel staan dan ook stilistische
strengheid en scherpte. Wieringa: 'Vaak vind je in kleinere oeuvres de grootste
zuiverheid. James Salter, Isaak Babel, Richard Yates, Nescio; hun werken zijn
reusachtig. En F. Scott Fitzgerald, ik ben verliefd op Fitzgerald. Bij hoge
uitzondering vind je nog wel eens iemand die zo verschrikkelijk goed kan
schrijven, zoals Peter Terrin.' Naar eigen zeggen schreef Wieringa zijn vorige
twee romans in een hoger register: 'Het is bewerkter proza met meer nadruk op
de zinnen. In Dit zijn de namen bracht ik meer ontspanning aan. Het is losser
van taal.'
In het thrillerachtige Dit zijn de namen ontmoeten twee
verhaallijnen elkaar, die van rechercheur Pontus Bek en die van een groep
vluchtelingen die over de steppe dwaalt en met een afgehouwen mensenhoofd op
zak strandt in een stad. De Libris-jury roemt de twee explosieve thema's die
het boek aanraakt: godsdienst en migratie.
Vlak voor de presentatie van het boek twijfelde Wieringa er
even aan of zijn roman wel begrepen zou worden: 'Het is een redelijk complex
verhaal met filosofische diepgang, zoekend naar de oorsprong van de
menselijkheid, namelijk hoe het komt dat de mens gaat geloven. De tijd is er
misschien niet ernstig genoeg voor, zo vreesde ik. Alles is immers gericht op
de vermaakindustrie en het gemak voor de consumerende, spelende mens. De diepte
wordt tegenwoordig geschuwd.' Maar er is een tegenbeweging gaande, onder andere
hier in De Morgen. In die nieuwe stroom past deze roman precies en wellicht is
de bekroning van Dit zijn de namen dan ook te beschouwen als een statement van
de jury om tegen de keer in grote vragen te durven stellen, die de mens boven
zichzelf uit tilt.
De mannelijke smaak
Bij de uitreiking van de Libris Literatuur Prijs 2013 werd
een klein pamflet uitgedeeld. Daaruit blijkt dat vrouwelijke auteurs dan
misschien wel evenredig aan het aantal inzendingen op de longlist komen te
staan, maar de shortlist halen ze zelden, laat staan een bekroning met de
prijs. In het 20-jarig bestaan van de Libris Literatuurprijs ging deze slechts
twee keer naar een schrijfster. Dat heeft niets van doen met de sekse van de
juryleden, maar alles met de gevormde canon.
Hoe ontstaat literaire smaak? Ingegoten via de paplepel van
door mannen geschreven sprookjes tot de aversie van hoogleraren tegen het werk
van Hella Haasse, waardoor over dit icoon lange tijd geen colleges werden
gegeven, terwijl Mulisch, Hermans, Wolkers, Reve allemaal op afzonderlijke
collegereeksen konden rekenen.
Volgens Wieringa doet het geslacht er niet toe bij de
beoordeling, maar dat is toch echt een vergissing. De sekse doet er al toe
vanaf het moment dat het eerste echte Literaire werk wordt gelezen en de smaak
wordt gevormd. Het is al zoveel vaker gezegd: vrouwen zijn getraind in het
lezen van boeken van schrijvers, mannen niet in het lezen van boeken van
schrijfsters. Mannelijke thema's, structuren en stijl vormen de basis van de
canon, een canon waar Wieringa zich inmiddels ook toe mag rekenenen.