Wie aan Hoogteverschillen begint,
koestert bepaalde verwachtingen. De flap rept van ‘liefde en verdriet’, over
uit elkaar gerukte mensen. Aan de binnenkant prijkt een prachtig sfeervolle
zwartwit foto. Man Booker Prize-winnaar Julian Barnes kijkt bescheiden
ingetogen (‘en dus verleidelijk’) weg, met een lichte krul om zijn lippen. Pat
Kavanagh stut zachtjes haar kin op zijn hoofd en omarmt hem, terwijl ze
tevreden, bijna wakend, in de lens blikt. Wat je ziet is iets wat eigenlijk
geheim is, maar vanwege de intensiteit ervan gemakkelijk gedeeld kan worden. Er
is genoeg van. Je ziet een evenwichtig huwelijk vol warmte en behaaglijkheid,
twee mensen die elkaar door en door kennen. Daaronder staat vermeld wanneer zij
elkaar ontmoetten (in 1978), wie Kavanagh was alsof zij een co-auteur is (ze
was een literair agent), en wanneer ze trouwden (in 1979). Na dertig jaar
huwelijk liet Kavangh in 2008 het leven. Barnes schreef niet eerder expliciet
over dit verlies, zo weet iedere Barnes-lezer, enkel een keer zijdelings in
Alsof het voorbij is, in een verhaal over vrienden die genoeglijk dineren en
het hebben over zoveel kennissen die opeens aan kanker overlijden.
Dus
denk je: dit wordt het verhaal over Kavanagh. Maar waarom zet het dan
doodgemoedereerd in als een van de gedistingeerde francofiele essays van
Barnes, die we onder meer kennen uit zijn laatste essaybundel Uit het raam?
Waarom begint Barnes met een verhaal over de ballonvaart en over Tournachon,
bijnaam Nadar, die de ballonvaart aan de fotografie paarde en zo iets nieuws
tot stand bracht?
En
waarom fantaseert Barnes in het volgende deel van het boek dan over een
oplaaiende liefde tussen twee pionierende ballonvaarders: Sarah Bernhardt en
Fred Burnaby? Waarom schrijft hij over het moment dat Burnaby zijn schaduw
ziet, haarscherp afgetekend op het weiland in de avondzon, uitvergroot tot
immense proportie, waardoor hij even buiten zichzelf treedt? Terwijl Burnaby
droomt over Sarah en hen tweeën al ziet als een paar, ‘als samengevoegde
dingen, bouwend aan een bestaan, losgekomen van de grond’, wil Sarah niet
opstijgen. Onwillekeurig ga je op zoek naar mogelijke analogiën in dit
verlangende liefdesverhaal. Verging het Barnes en Kavanagh ook zo? Geen enkele
aanwijzing.
Omdat
Barnes maar niet te spreken komt over zijn vrouw, speur je als lezer meer en
meer naar metaforen, naar veelbetekenende vooruitwijzingen. Ieder woord krijgt
een extra lading, wat dwingt tot traag woordproeven. Dat is overigens geen
straf, gezien de eloquentie van Barnes. Uiteindelijk nadert hij in het derde
deel de grootste pijn van zijn leven, een pijn die hij waarschijnlijk nooit
meer te boven zal komen. Zijn de twee eerste delen van het boek dan
doodordinaire afleidingsmanoeuvres? Ze doen denken aan Sprakeloos van Tom
Lanoye, die ook pas na veel zelfbeschermende zijpaden te zijn ingeslagen bij
zijn aftakelende, dementerende moeder durfde aan te komen. Maar Barnes is niet
zo wild en woest. Hij is kalm en beschouwt wijselijk. Op z’n Brits moed
verzamelen, is dat wat Barnes doet?
Deels,
maar beslist niet alleen. Daarvoor is de opbouw van het boek te doordacht en
spiegelend, met allerlei verfijnde opmerkingen en gebeurtenissen die net even
anders terugkeren en zo een rond geheel maken. Barnes was niet van plan een
elegie voor Kavanagh te schrijven. Hij wil iets anders vertellen, iets
universeels, gedreven vanuit het particuliere lot. Wie diep valt, moet eerst
hoogte maken. In het eerste deel komt Barnes te spreken over een jongeman die
van een kleine honderd meter te pletter valt. Hij hield een ankertouw van de
ballon vast. Toen de ballon door een windstoot plotseling de lucht in schoot,
schoot hij mee. En liet los. Hij viel zo hard in een bloemperk dat zijn benen
er tot de knieën in landen en zijn ingewanden uiteengereten uit zijn lijf
werden geperst. Barnes beschrijft het achteloos en onopvallend, bijna in een
bijzin, en dan weet je al dat dit, exact dit de metafoor is voor wat met hem
gebeurde toen zijn vrouw aan kanker overleed. Dat piepkleine zinnetje is in al
zijn onbewogen rauwheid de exacte vertolking van zijn gemoed.
Barnes
wil laten zien dat twee dingen samenbrengen die nog nooit eerder zijn
samengebracht magie oplevert: het levert meer op dan de som der delen. Dat
gebeurde met Tournachon. Precies een eeuw na hem zouden fotografie en vliegvaart
samenkomen in een aerostatische foto, gemaakt door een astronaut met een
speciale Hasselblad-camera vanuit de Apollo 8 die cirkelde om de maan. Van
veraf kijken naar de opkomst van de aarde was schokkend en ontroerend. Ook als
twee mensen elkaar innig liefhebben gebeurt zoiets. Pas als een van hen
wegvalt, merkt de achterblijver dat zij meer waren dan twee individuen. Er is
een derde wereld geschapen waarin zij samenleefden, waarin zij praatten, die
opeens van veraf wordt bekeken.
Het
is dan ook de privé-taal die Barnes enorm mist, het cocon van woorden dat zij
deelden. Het maakt dat hij nog altijd tegen zijn vrouw praat. Net als de
dichter Pieter Boskma, die op onvergetelijke, gepassioneerde wijze het gesprek
met zijn overleden vrouw aanging in zijn bundel Doodsbloei. Barnes besluit de
geheimtaal niet te delen, zoals hij verder ook bijzonder weinig blootgeeft over
Kavanagh. Hij blijft zoveel mogelijk op meta-niveau zweven. De huwelijkstaal
vol verfijning is volgens hem betekenisloos voor de buitenwacht.
Ik
weet niet of dat laatste waar is. Ieder doorgewinterd paar heeft een eigen
taal. Al valt daar veel bij uit te leggen - vaak bestaat die uit running gags
die in lagen door de jaren heen zijn opgebouwd en is op den duur nog slechts
het topje van de ijsberg voldoende om een hele berg aan woorden over te dragen
- in een roman kan Barnes zulke taal voortreffelijk oproepen. Dus is het iets
anders wat hem weerhoudt. Zodra hij die privé-taal deelt, behoort ze hem niet
meer toe. En waarom iets weggeven wat hij nog iedere dag zo intens koestert,
waar hij niet zonder kan? Waarom zo’n schat delen, met het risico dat het
paarlen voor de zwijnen blijken?
En
dan speelt er wellicht nog iets anders. Privé-taal, autobiografische
intimiteit, wordt door mannen niet zo snel naar buiten gebracht. Het is al snel
gênant, of er wordt op neergekeken omdat er geen ‘literatuur’ van te maken zou
zijn (maar een goed auteur kan toch ieder onderwerp literaire zeggingskracht
geven?! ). Het lijkt een taboe, hier een boekje over opendoen. En het was
Barnes er niet om te doen een taboe te doorbreken, al weet hij wel grimmig uit
te halen naar vrienden en kennissen die de verkeerde woorden op het verkeerde
moment zeggen of juist de goede woorden verzwijgen.
Dus
krijgen we in Hoogteverschillen een verhaal over anders kijken. Van een afstand
de wereld en jezelf aanschouwen. Het gaat erom buiten jezelf te treden en zo
voller en rijker te worden, met alle gevaar van dien. De metafoor kun je
doortrekken van de ballonvaart naar de liefde, maar ook naar het schrijven. In
het tweede deel zijn we getuige van de vlucht van de verbeelding. Barnes komt
los van de feiten en toont het magische moment dat hij opstijgt naar de fictie
van gedachten en gevoelens. Het boek zelf is daarmee een ballonvaart. Van de
vaststaande feiten uit het eerste deel naar de zwevende fictie in het tweede
tot de diepe, rauwe werkelijkheid in het derde deel, waarbij de naald van de
wijzerplaat springt en niets meer te registreren valt.
Barnes
voegt twee dingen bij elkaar die nog nooit eerder samenkwamen: de ballonvaart
en de dood van een geliefde. Levert dat magie op? Ja, beslist. Door de
verfijnde, breekbare waarneming van zichzelf. Hoe zijn visie op zijn omgeving
veranderde door het overlijden van zijn vrouw, hoe hij hardvochtig werd, hoe
een doodgewone brug loodzwaar werd om te passeren, hoe van alles ging kantelen
en werd uitvergroot tot een langgerekte schaduw. In zorgvuldig gekozen
bewoordingen, die het belang van taal nog eens onderstrepen, rekt Barnes zich
uit tot een man die nu alleen het beeld vult, en recht in de lens staart.
Julian Barnes (vert. Ronald Vlek),
Hoogteverschillen, Atlas-Contact, 128 blz., € 18,95
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.