woensdag 8 mei 2013

Waarom Taiye Selasi de nieuwe Virginia Woolf is

Recensie in De Morgen van 8 mei 2013


Terwijl het de normaalste zaak van de wereld zou moeten zijn dat een auteur zijn vak verstaat en zich met grote compassie in totaal uiteenlopende figuren verplaatst, is het toch steeds een wonder wanneer dit daadwerkelijk gebeurt. Het komt zo zelden voor dat een veelstemmige roman de onmacht van het bestaan verbeeldt door het kleine, particuliere te verbinden met het grote, historische en universele. Wanneer een debuut deze reikwijdte bezit, mag de vlag uit.

Nou, haal die vlag maar meteen tevoorschijn. Die mag wapperen voor de Britse Taiye Selasi (1979). In haar debuutroman Ghana Must Go weet ze leven te blazen in zes personages; een vader, een moeder, een zoon, een tweeling en een dochter. Ze meandert vrijelijk van het ene naar het andere perspectief, waardoor als in een caleidoscoop de veelkleurigheid van deze welgestelde familie zichtbaar wordt.

Haar debuut is in drie delen opgedeeld. In het eerste zijn we getuige van het overlijden van de vader, een vijftiger die zijn voet op de drempel zet om de tuin in te lopen. Steeds verstilt Selasi het beeld om een mijmering in te lassen en maken we kennis met zijn kroost, die nog onwetend is. Dat heeft een filmisch effect. Hoewel we sympathie voor de selfmade Ghanees Kweku opvatten omdat hij een gerespecteerd chirurg is in Boston, verstandig en stoer, is hij in feite een bangerik die benadeeld werd door rauw racisme. Slachtoffer van de macht in het ziekenhuis waar hij werkt - hij is niet in staat een hooggeplaatst figuur te redden met zijn magische chirurgenvingers - verlaat hij impulsief vrouw en kinderen. Als hij met hangende pootjes bij zijn gezin wil terugkeren, is zijn kans verkeken en valt alles uit elkaar. Hoewel hij inmiddels een lieve, eenvoudige vrouw trouwde, betreurt hij zijn beslissing later nog steeds. Al zal niemand dat weten.

In het tweede deel gaan Kweku’s kinderen op weg nadat de boodschap van vaders dood hard is aangekomen: een gezonde arts die niet handelt wanneer hij de eerste tekenen van een hartaanval voelt? Kom nou! We zien hoe de volwassen kinderen stoeien met deze vraag en tegelijk met hun bestaan: hoezeer zij getekend zijn door de plotselinge verdwijning van hun vader. Dit had verstrekkende gevolgen. De tweeling werd bij een perfide halfbroer in Nigeria geplaatst en draagt sindsdien een duister geheim met zich mee. Dat wordt ontbloot in het derde deel, wanneer de kinderen bij hun moeder in Accra, Ghana, samenkomen voor de afscheidsdienst. Familiale ergernissen en ongemakkelijkheden borrelen boven, wat het onvermogen elkaar te naderen nog eens bevestigt.

Gewoon een verhaal, maar wat maakt het zo goed dat Selasi op de fameuze Granta List staat als veelbelovend schrijver? De immense droefheid, het ‘krachtveld van verdriet’? Beslist, maar hoe wekt Selasi dat op? Met haar stijl en vorm; die maken van haar een auteur van wereldformaat. Door de filosofische overpeinzingen is Selasi wel vergeleken met Zadie Smith, maar in mijn ogen is haar werk beter naast dat van Virginia Woolf te leggen. Het heeft dezelfde grandeur en diepgang. Net als Woolf zoomt Selasi in op een gedachte, op klein leed of een gedetailleerde gebeurtenis, om vervolgens uit te zoomen naar een groter beeld, zodat het particuliere een plek krijgt in iets veelomvattends. Dat ontroert en troost, omdat het detail er toe blijkt te doen. Het is allesbepalend. Het maakt uniek en geeft een leven zin.

En net als Woolf legt Selasi haar vinger op zere momenten, die essentieel zijn in een leven, waar een mens altijd naar terug zal keren: toen, daar ging het mis. Toen, daar, zei ik - onnozele - het verkeerde en ik kon niet anders. Meestal zijn die momenten als bij Woolf verankerd in de natuur, ‘de onbewuste basis van alles’, die eeuwig zal voortbestaan en waartegen het leven fragiel afsteekt. Waarom wilde Kweku toch altijd die mangoboom weg hebben? De boom waarbij hij nu zal sterven?

Terwijl de personages er zelf nog naar gissen, behoudt de auteur het overzicht. Ze  beschikt over een groot contemplatief vermogen en een enorm psychologisch inzicht. Vol tederheid confronteert ze haar personages met het onafwendbare. ‘In de toekomst, als ze volwassen is, zal ze, als ze diezelfde ijlheid voelt, als ze voelt dat haar hele wezen ontsnapt als adem, ernaar verlangen om aan te raken en te worden aangeraakt, om contact te maken.’

In de ruimte van wat niet gezegd wordt - de gebaren, geur, een oogopslag - schuilt het onmachtige streven naar nabijheid. Dat maakt het proza van Selasi ook uiterst fysiek. Het gaat wederom net als bij Woolf eerder om de lucht die in beweging komt wanneer iemand langsloopt, dan om de uitgesproken woorden.

Selasi gebruikt daarvoor een heldere woordenschat. Hier en daar een trefzekere, originele metafoor, al is Selasi beslist niet zo kwistig als Woolf. Het is een suggestief aanstippend proza: ‘Afgedragen slippers die je zo even aanschoot, bruin, met versleten zolen. Net huisdieren met verlatingsangst, trouw, zijn hondjes.’ Er blijft voldoende voor de lezer aan te vullen, het is niet uitgekauwd en kent een bezwerende ritmiek die aan poëzie doet denken.

Naast alle evocerende kracht die Selasi toont, is er nog iets anders met dit debuut aan de hand. Iets gevaarlijks, want het plaatst Selasi in een hokje waarin zij  - met reden - niet terecht wil komen. Selasi is geboren in Londen, als kind van een Ghanese vader en een Schotse, Nigeriaanse moeder, en bracht haar jeugd door in de hogere kringen van Brookline. Het is bijna beledigend het over haar achtergrond te hebben, net zoals het dat bij Marie NDiaye is. Selasi muntte voor de nieuwe generatie daarom de term Afropolitan: een kosmopoliet met Afrikaanse wortels. Maar doet het ertoe wat ze is?

Oké, eerste en laatste deel van de roman spelen in Ghana en Selasi verwerkt slang en generaliserende grapjes over Nigerianen en Ghanezen en zelfs over het gedrag van stammen. Maar de vader had in ieder willekeurig land uit armoede kunnen opklimmen, en er zijn meer landen waar burgeroorlog woedt. Met de titel ontsnapt Selasi bovendien aan de clichés. Ghana Must Go verwijst ironisch naar de eenvoudige geblokte plastic tassen waarin Ghanese arbeiders hun hele hebben en houden stopten toen ze noodgedwongen Nigeria verlieten. Louis Vuitton maakte er een fashion item van, te koop voor 1400 £. Oftewel: wat nou, nostalgisch Afrikaans, is iedereen tegenwoordig niet cultureel hybride? Is het niet hip?

Taiye Selasi (vert. Auke Leistra), Ghana ga weg, Atlas Contact, 336 blz., 19,95 €
5 bollen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.