Terwijl het de normaalste zaak van de
wereld zou moeten zijn dat een auteur zijn vak verstaat en zich met grote
compassie in totaal uiteenlopende figuren verplaatst, is het toch steeds een
wonder wanneer dit daadwerkelijk gebeurt. Het komt zo zelden voor dat een
veelstemmige roman de onmacht van het bestaan verbeeldt door het kleine,
particuliere te verbinden met het grote, historische en universele. Wanneer een
debuut deze reikwijdte bezit, mag de vlag uit.
Nou, haal die vlag maar meteen
tevoorschijn. Die mag wapperen voor de Britse Taiye Selasi (1979). In haar
debuutroman Ghana Must Go weet ze
leven te blazen in zes personages; een vader, een moeder, een zoon, een
tweeling en een dochter. Ze meandert vrijelijk van het ene naar het andere
perspectief, waardoor als in een caleidoscoop de veelkleurigheid van deze welgestelde
familie zichtbaar wordt.
Haar debuut is in drie delen opgedeeld.
In het eerste zijn we getuige van het overlijden van de vader, een vijftiger
die zijn voet op de drempel zet om de tuin in te lopen. Steeds verstilt Selasi
het beeld om een mijmering in te lassen en maken we kennis met zijn kroost, die
nog onwetend is. Dat heeft een filmisch effect. Hoewel we sympathie voor de
selfmade Ghanees Kweku opvatten omdat hij een gerespecteerd chirurg is in
Boston, verstandig en stoer, is hij in feite een bangerik die benadeeld werd
door rauw racisme. Slachtoffer van de macht in het ziekenhuis waar hij werkt -
hij is niet in staat een hooggeplaatst figuur te redden met zijn magische
chirurgenvingers - verlaat hij impulsief vrouw en kinderen. Als hij met
hangende pootjes bij zijn gezin wil terugkeren, is zijn kans verkeken en valt
alles uit elkaar. Hoewel hij inmiddels een lieve, eenvoudige vrouw trouwde,
betreurt hij zijn beslissing later nog steeds. Al zal niemand dat weten.
In het tweede deel gaan Kweku’s
kinderen op weg nadat de boodschap van vaders dood hard is aangekomen: een
gezonde arts die niet handelt wanneer hij de eerste tekenen van een hartaanval
voelt? Kom nou! We zien hoe de volwassen kinderen stoeien met deze vraag en
tegelijk met hun bestaan: hoezeer zij getekend zijn door de plotselinge
verdwijning van hun vader. Dit had verstrekkende gevolgen. De tweeling werd bij
een perfide halfbroer in Nigeria geplaatst en draagt sindsdien een duister
geheim met zich mee. Dat wordt ontbloot in het derde deel, wanneer de kinderen
bij hun moeder in Accra, Ghana, samenkomen voor de afscheidsdienst. Familiale
ergernissen en ongemakkelijkheden borrelen boven, wat het onvermogen elkaar te
naderen nog eens bevestigt.
Gewoon een verhaal, maar wat maakt het
zo goed dat Selasi op de fameuze Granta List staat als veelbelovend schrijver? De
immense droefheid, het ‘krachtveld van verdriet’? Beslist, maar hoe wekt Selasi
dat op? Met haar stijl en vorm; die maken van haar een auteur van
wereldformaat. Door de filosofische overpeinzingen is Selasi wel vergeleken met
Zadie Smith, maar in mijn ogen is haar werk beter naast dat van Virginia Woolf
te leggen. Het heeft dezelfde grandeur en diepgang. Net als Woolf zoomt Selasi
in op een gedachte, op klein leed of een gedetailleerde gebeurtenis, om
vervolgens uit te zoomen naar een groter beeld, zodat het particuliere een plek
krijgt in iets veelomvattends. Dat ontroert en troost, omdat het detail er toe
blijkt te doen. Het is allesbepalend. Het maakt uniek en geeft een leven zin.
En net als Woolf legt Selasi haar vinger
op zere momenten, die essentieel zijn in een leven, waar een mens altijd naar terug
zal keren: toen, daar ging het mis. Toen, daar, zei ik - onnozele - het
verkeerde en ik kon niet anders. Meestal zijn die momenten als bij Woolf verankerd
in de natuur, ‘de onbewuste basis van alles’, die eeuwig zal voortbestaan en
waartegen het leven fragiel afsteekt. Waarom wilde Kweku toch altijd die
mangoboom weg hebben? De boom waarbij hij nu zal sterven?
Terwijl de personages er zelf nog naar
gissen, behoudt de auteur het overzicht. Ze
beschikt over een groot contemplatief vermogen en een enorm
psychologisch inzicht. Vol tederheid confronteert ze haar personages met het
onafwendbare. ‘In de toekomst, als ze volwassen is, zal ze, als ze diezelfde
ijlheid voelt, als ze voelt dat haar hele wezen ontsnapt als adem, ernaar
verlangen om aan te raken en te worden aangeraakt, om contact te maken.’
In de ruimte van wat niet gezegd wordt
- de gebaren, geur, een oogopslag - schuilt het onmachtige streven naar
nabijheid. Dat maakt het proza van Selasi ook uiterst fysiek. Het gaat wederom net
als bij Woolf eerder om de lucht die in beweging komt wanneer iemand langsloopt,
dan om de uitgesproken woorden.
Selasi gebruikt daarvoor een heldere
woordenschat. Hier en daar een trefzekere, originele metafoor, al is Selasi beslist
niet zo kwistig als Woolf. Het is een suggestief aanstippend proza: ‘Afgedragen
slippers die je zo even aanschoot, bruin, met versleten zolen. Net huisdieren
met verlatingsangst, trouw, zijn hondjes.’ Er blijft voldoende voor de lezer
aan te vullen, het is niet uitgekauwd en kent een bezwerende ritmiek die aan
poëzie doet denken.
Naast alle evocerende kracht die Selasi
toont, is er nog iets anders met dit debuut aan de hand. Iets gevaarlijks, want
het plaatst Selasi in een hokje waarin zij
- met reden - niet terecht wil komen. Selasi is geboren in Londen, als
kind van een Ghanese vader en een Schotse, Nigeriaanse moeder, en bracht haar
jeugd door in de hogere kringen van Brookline. Het is bijna beledigend het over
haar achtergrond te hebben, net zoals het dat bij Marie NDiaye is. Selasi
muntte voor de nieuwe generatie daarom de term Afropolitan: een kosmopoliet met
Afrikaanse wortels. Maar doet het ertoe wat ze is?
Oké, eerste en laatste deel van de
roman spelen in Ghana en Selasi verwerkt slang en generaliserende grapjes over
Nigerianen en Ghanezen en zelfs over het gedrag van stammen. Maar de vader had
in ieder willekeurig land uit armoede kunnen opklimmen, en er zijn meer landen
waar burgeroorlog woedt. Met de titel ontsnapt Selasi bovendien aan de clichés.
Ghana Must Go verwijst ironisch naar
de eenvoudige geblokte plastic tassen waarin Ghanese arbeiders hun hele hebben
en houden stopten toen ze noodgedwongen Nigeria verlieten. Louis Vuitton maakte
er een fashion item van, te koop voor 1400 £. Oftewel: wat nou, nostalgisch
Afrikaans, is iedereen tegenwoordig niet cultureel hybride? Is het niet hip?
Taiye Selasi (vert. Auke Leistra),
Ghana ga weg, Atlas Contact, 336 blz., 19,95 €
5 bollen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.