woensdag 10 oktober 2012



Wat eten we vandaag? Over Goed eten
Jippie, vandaag binnengekomen: Goed eten van Dorien Knockaert, met foto's van Ivan Put (uitgegeven bij De Bezige Bij Antwerpen). Knockaert kende ik nog niet, maar wel was ik eens per ongeluk op haar blog jonge sla terechtgekomen. Ze heeft een tv-kookprogramma, Plan B, en schrijft voor De Standaard.
Goed eten, wat is dat? Nou, dat zou ik wel eens willen weten. Want steeds vaker sta ik in de winkel te weifelen omdat ik geen idee heb wat ik koop. Na het kijken van de Keuringdienst van Waren weet ik dat wijn enkel met water aangelengde druivenpulp is en de amandelspijs uit gevulde koeken hoofdzakelijk uit gemalen bonen bestaat.
Pardon, van suikers word je dik, dus die gevulde koeken waren toch al niet zo'n goed idee. Sterker, na het lezen van De voedselzandloper van Kris Verburgh weet ik dat je van suiker ziek wordt. Je kans op kanker verhoogt er danig mee. Dus ook geen suikers meer. Nog beter de etiketten bestuderen dus. Wat blijkt: in bijna alles zit suiker.
Nóg een complicerende factor: sinds we weten hoe aan het andere eind van de wereld mensen mishandeld worden, verkracht worden, onderbetaald worden, levenslang verminkt raken om onze tafel te vullen, of onze prullenbak nadien, is ieder sperzieboontje, ieder blikje tonijn, ieder banaantje het bestuderen waard. Waar komt het vandaan? Welke firma produceerde het? Wie is er door de productie benadeeld?
En hadden we het al over het milieu? Laat dat blikje tonijn dan ook maar zitten: die vis is met uitsterven bedreigd. Als vis, dan biologisch. En laten we het maar helemaal niet over vlees hebben, dierenleed genoeg (Plenty van Ottolenghi, vol overheerlijke vegetarische recepten, wordt vanzelf een Bijbel, en is overigens ook een inspiratiebron van Knockaert).
Wat kun je dan in godesnaam nog wel eten? Geeft Dorien Knockaert het antwoord? Niet direct, haar boek is geen betoog. Goed eten is meer een kookboek dan een informerend boek over de do's en don'ts van het eten. Het tweede is het en passant. Maar voor een kookboek is het net niet helemaal af, naar mijn smaak: ondanks de glossy foodfoto's moeten een paar recepten het zonder foto stellen. Windowdressing, zoals Johannes van Dam het zo denigrerend noemt, vind ik niet te versmaden in een kookboek: het plaatje bij het praatje. De foto lezen als proloog (is dat quinoa of zijn het sesamzaadjes?), waarbij het water me in de mond sijpelt en vervolgens het recept lezen als het verhaal, de plot, het zelf doen. De foto's van de mensen in Goed eten zijn zelfs sober: aan een gevulde tafel in een tuin lacht niemand, een meisje kijkt zelfs bedenkelijk naar wat op haar bord geschept wordt. Wat een tegenstelling met bijvoorbeeld het Seizoenskookboek van Donna Hay, waar per seizoen verrukkelijke (maar wat erg Australische) recepten in staan, verluchtigd met aantrekkelijke, romantische plaatjes, die waarvan Knockaert zegt te dromen. Goed eten is serieuzere kost, ondanks dat Knockaert monter, nuchter en humorvol schrijft over de haken en ogen aan hedendaagse voeding.
Knockaert begint met het meest impopulaire voedsel ooit: het spruitje! Als om de spruitjeslucht rondom goed en gezond eten direct te verdrijven. Want die lucht ontstaat alleen bij doorkoken, niet als de groente als salade wordt gegeten, of de blaadjes gepeld door de pasta gaan. Het moet gezegd: Knockaert overtuigt meteen. De eco-winkel is net dicht, maar ik zou er naartoe willen snellen voor een netje spruitjes en een van de recepten uit willen proberen.
De gerechten die Knockaert presenteert zijn heel persoonlijk, zoals de troostsoep met witlof, die eigenlijk voor haar opa was bedoeld, maar die hij waarschijnlijk niet heeft gegeten. Of een curry kerstmaal (met verrukkelijke samosa's) om oma te gedenken. En tussendoor bezoekjes aan bijvoorbeeld varkensstallen van vrienden, meewerken op een vissersboot, of koken bij een groep mensen die 'broodkorstjes naar Afrika brengen' (ofwel: koken met restjes en de koelkast als schatkamer gebruiken: onvermijdelijk natuurlijk de minestrone en frittata). Daardoor wordt het boek bijna een persoonlijk kookverhaal.
Alleen bij de taarten (voor de scheidende redacteuren van De Standaard) valt het wat tegen. De echte backerella's  kennen al recepten zonder boter (vervangen door yoghurt bijvoorbeeld) en suikers (in plaats daarvan dadelstroop, agavesiroop of ahornsiroop). Maar alle overige hoofdstukken - met veel aandacht voor venkelzaad en bonen - zijn louter smullen.
Het is even wennen aan de opzet van het boek, maar bij nadere beschouwing werkt het heel goed. Geen strenge parochiepreek, geen geheven vingertje, ook geen gedegen betoog vol facts and figures uit wetenschappelijk onderzoek of proefondervindelijk diëten (zoals Karen Duve's voortreffelijke Fatsoenlijk eten, mijn leven als proefkonijn), maar te hooi en te gras eigen ervaringen bij boeren, vissers en kookgemeenschappen, en doordachte, simpele gerechten, die iedereen bereiden kan en die met uitgekiend schipperen heel verantwoord zijn. En met her en der ook nog een prettige aanbeveling: 'Het lijkt me interessant om geregeld eens wat armer te doen. Weinig kopen en veel maken: een mens kan daar zoveel voldoening uit halen.' Dus inderdaad: jippie. Beter goed eten. Spruitjes morgen! Of toch de armemensenrissotto met knolselderij en paddenstoelen. Of pittenpaté voor op het brood. En alle anderen: hollen morgen, naar de boekwinkel (en dan meteen door naar de ecologische supermarkt).


dinsdag 9 oktober 2012



Kan een auteur zichzelf overtreffen?
Net op de plank gelegd: De dief van Bagdad van Sherko Fatah (uitgeverij Cossee). Ik denk terug aan de enige roman die ik van hem las, We gaan als het donker wordt. Het boek was een internationale seller. Opmerkelijk eigenlijk, want Fatah wist daarin de aantrekkingskracht van Al Qaida bloot te leggen. Bepaald geen salonfähig onderwerp, nee, eerder een mijnenveld. De ongelovige hoofdpersoon Kerim raakt per ongeluk onder de invloed van jihadstrijders en weet net op tijd, vlak voor hij zich als eerstvolgende martelaar moet opblazen, te ontsnappen. Hij belandt in Berlijn, waar dan plots twee andere perspectieven aan de avontuurlijke verhaallijn worden toegevoegd. Dat laatste vond ik jammer, weet ik nog. Maar de manier waarop Fatah datgene wat we eigenlijk allemaal niet willen of kunnen zien zichtbaar maakt, namelijk hoe aantrekkelijk de theorie van Al Qaida is, is betoverend. Daarbij was ik zwaar onder de indruk van zijn melancholische en poëtische stijl, met zinnen als: 'Mijn longen zijn niet ruim genoeg voor deze dag'.
Kan een schrijver zichzelf daarna nog overtreffen? Ja dus. Er is nog ruimte: als Fatah nu de vertelperspectieven beter in toom houdt, wint hij nóg een stukje van mijn ziel. De dief van Bagdad is een historische roman en is net als We gaan als het donker wordt een avontuurlijk verhaal over tegenstrijdige religieuze kampen. De in Bagdad wonende Anwar is niet al te streng in de leer, tot hij in contact komt met de grootmoefti van Jeruzalem. Die voert een strijd a la Hitler en neemt Anwar als lijfwacht mee naar Berlijn. Anwar strijdt aan het front aan de zijde van de Waffen-SS. Aldus een miniaturen samenvatting van de kaft. Meteen bij het openslaan van de eerste pagina herken ik de bijzondere stijl weer: 'Eens stonden we elkaar zo na als twee opgesloten, bange honden, we hadden dezelfde vuiligheid in onze bek, en in die verre, koude nacht was onze angst één, we waren een bang dier met twee koppen.'
Geslaagd? In ieder geval is een begin gemaakt. De rest hoort u later.


vrijdag 5 oktober 2012


Saabyes circus - is autobiografisch beter?
Net binnen: Saabyes circus, de nieuwe roman van de grote Noor Lars Saabye Christensen. Nuja, nieuw... uit 2006, maar nu dan vertaald, door zijn vaste vertaalster Paula Stevens. Het zou 'zijn meest autobiografische roman tot nu toe' zijn, aldus de flap. Is dat een aanbeveling? Ik vraag het me af. Wel voor het grote publiek wellicht, dat smult van waargebeurde verhalen, maar is het dan literair gezien ook meteen interessanter?
Lydia Davis bewijst met haar korte verhalen (net is het tweede deel van The Collected Stories vertaald, door Peter Bergsma) dat het goed is te vertrekken vanuit het persoonlijke en de emotie, maar dat het nog een hele toer is om die emotie om te zetten in iets universeels, iets wat uitdaagt en raakt en verrast. Door uit te benen en juist door afstand te bewaren. Door de emoties te onderdrukken, worden ze gek genoeg sterker, overtuigender.
Hoe meer afstand tot het autobiografische, hoe indringender de tekst? Waarschijnlijk wel. Daardoor krijgt de lezer de ruimte om te ademenen. En adem maakt literatuur levend.