Jippie, vandaag binnengekomen: Goed eten van Dorien Knockaert, met foto's van Ivan Put (uitgegeven bij De Bezige Bij Antwerpen). Knockaert kende ik nog niet, maar wel was ik eens per ongeluk op haar blog jonge sla terechtgekomen. Ze heeft een tv-kookprogramma, Plan B, en schrijft voor De Standaard.
Goed eten, wat is dat? Nou, dat zou ik wel eens willen weten. Want steeds vaker sta ik in de winkel te weifelen omdat ik geen idee heb wat ik koop. Na het kijken van de Keuringdienst van Waren weet ik dat wijn enkel met water aangelengde druivenpulp is en de amandelspijs uit gevulde koeken hoofdzakelijk uit gemalen bonen bestaat.
Pardon, van suikers word je dik, dus die gevulde koeken waren toch al niet zo'n goed idee. Sterker, na het lezen van De voedselzandloper van Kris Verburgh weet ik dat je van suiker ziek wordt. Je kans op kanker verhoogt er danig mee. Dus ook geen suikers meer. Nog beter de etiketten bestuderen dus. Wat blijkt: in bijna alles zit suiker.
Nóg een complicerende factor: sinds we weten hoe aan het andere eind van de wereld mensen mishandeld worden, verkracht worden, onderbetaald worden, levenslang verminkt raken om onze tafel te vullen, of onze prullenbak nadien, is ieder sperzieboontje, ieder blikje tonijn, ieder banaantje het bestuderen waard. Waar komt het vandaan? Welke firma produceerde het? Wie is er door de productie benadeeld?
En hadden we het al over het milieu? Laat dat blikje tonijn dan ook maar zitten: die vis is met uitsterven bedreigd. Als vis, dan biologisch. En laten we het maar helemaal niet over vlees hebben, dierenleed genoeg (Plenty van Ottolenghi, vol overheerlijke vegetarische recepten, wordt vanzelf een Bijbel, en is overigens ook een inspiratiebron van Knockaert).
Wat kun je dan in godesnaam nog wel eten? Geeft Dorien Knockaert het antwoord? Niet direct, haar boek is geen betoog. Goed eten is meer een kookboek dan een informerend boek over de do's en don'ts van het eten. Het tweede is het en passant. Maar voor een kookboek is het net niet helemaal af, naar mijn smaak: ondanks de glossy foodfoto's moeten een paar recepten het zonder foto stellen. Windowdressing, zoals Johannes van Dam het zo denigrerend noemt, vind ik niet te versmaden in een kookboek: het plaatje bij het praatje. De foto lezen als proloog (is dat quinoa of zijn het sesamzaadjes?), waarbij het water me in de mond sijpelt en vervolgens het recept lezen als het verhaal, de plot, het zelf doen. De foto's van de mensen in Goed eten zijn zelfs sober: aan een gevulde tafel in een tuin lacht niemand, een meisje kijkt zelfs bedenkelijk naar wat op haar bord geschept wordt. Wat een tegenstelling met bijvoorbeeld het Seizoenskookboek van Donna Hay, waar per seizoen verrukkelijke (maar wat erg Australische) recepten in staan, verluchtigd met aantrekkelijke, romantische plaatjes, die waarvan Knockaert zegt te dromen. Goed eten is serieuzere kost, ondanks dat Knockaert monter, nuchter en humorvol schrijft over de haken en ogen aan hedendaagse voeding.
Knockaert begint met het meest impopulaire voedsel ooit: het spruitje! Als om de spruitjeslucht rondom goed en gezond eten direct te verdrijven. Want die lucht ontstaat alleen bij doorkoken, niet als de groente als salade wordt gegeten, of de blaadjes gepeld door de pasta gaan. Het moet gezegd: Knockaert overtuigt meteen. De eco-winkel is net dicht, maar ik zou er naartoe willen snellen voor een netje spruitjes en een van de recepten uit willen proberen.
De gerechten die Knockaert presenteert zijn heel persoonlijk, zoals de troostsoep met witlof, die eigenlijk voor haar opa was bedoeld, maar die hij waarschijnlijk niet heeft gegeten. Of een curry kerstmaal (met verrukkelijke samosa's) om oma te gedenken. En tussendoor bezoekjes aan bijvoorbeeld varkensstallen van vrienden, meewerken op een vissersboot, of koken bij een groep mensen die 'broodkorstjes naar Afrika brengen' (ofwel: koken met restjes en de koelkast als schatkamer gebruiken: onvermijdelijk natuurlijk de minestrone en frittata). Daardoor wordt het boek bijna een persoonlijk kookverhaal.
Alleen bij de taarten (voor de scheidende redacteuren van De Standaard) valt het wat tegen. De echte backerella's kennen al recepten zonder boter (vervangen door yoghurt bijvoorbeeld) en suikers (in plaats daarvan dadelstroop, agavesiroop of ahornsiroop). Maar alle overige hoofdstukken - met veel aandacht voor venkelzaad en bonen - zijn louter smullen.
Het is even wennen aan de opzet van het boek, maar bij nadere beschouwing werkt het heel goed. Geen strenge parochiepreek, geen geheven vingertje, ook geen gedegen betoog vol facts and figures uit wetenschappelijk onderzoek of proefondervindelijk diëten (zoals Karen Duve's voortreffelijke Fatsoenlijk eten, mijn leven als proefkonijn), maar te hooi en te gras eigen ervaringen bij boeren, vissers en kookgemeenschappen, en doordachte, simpele gerechten, die iedereen bereiden kan en die met uitgekiend schipperen heel verantwoord zijn. En met her en der ook nog een prettige aanbeveling: 'Het lijkt me interessant om geregeld eens wat armer te doen. Weinig kopen en veel maken: een mens kan daar zoveel voldoening uit halen.' Dus inderdaad: jippie. Beter goed eten. Spruitjes morgen! Of toch de armemensenrissotto met knolselderij en paddenstoelen. Of pittenpaté voor op het brood. En alle anderen: hollen morgen, naar de boekwinkel (en dan meteen door naar de ecologische supermarkt).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.